Vanaf groep 4 geef je aandacht aan het taalonderdeel taalbeschouwing. Kinderen leren o.a. de woordsoorten (zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, lidwoord) benoemen, leestekens als punt en vraagteken gebruiken, een zin (langer) maken en woorden in alfabetische volgorde zetten.
Met de taaldoelen aan de slag
Elke taalmethode is anders, dus het is belangrijk om goed te kijken wat jouw methode aanbiedt in groep 4. Stel je gaat de taaldoelen koppelen aan het volgende thema dat zes weken duurt. Normaal zou je zes weken uit de taalmethode gaan werken. De taaldoelen van deze lessen schrijf je op en hier ga je een thema-activiteit bij bedenken.
Heb je al wat meer ervaring dan kun je ook doelen kriskras uit de methode kiezen. Werk je over het thema restaurant, dan kun je natuurlijk veel beter tijdens die periode ook met recepten oefenen. Ervaar je dat kinderen de zelfstandige naamwoorden aan het begin van groep 4 heel lastig vinden, dan kun je hier ook prima een periode mee wachten. Jij als leerkracht kan dit beslissen, zolang je maar eind groep 4 alle doelen hebt aangeboden.
Houd je wel de lijn van de methode aan dan biedt dit als voordeel dat je aan het einde van de periode gewoon de taaltoets kan geven. Alle doelen zijn namelijk die periode ook geoefend. Ga je doelen kris kras uit de methode selecteren, dan moet je op een andere manier de doelen controleren.